Virussen en immuniteit uitgelegd

Onze immuniteit is een complex apparaat, evolutionair zeer ontwikkeld. Gelukkig is het in redelijk eenvoudige bewoordingen uit te leggen.

Ons lichaam bestaat voor 60 procent uit bindweefsel en alle componenten van immuniteit zijn hierin gesitueerd. Bindweefsel vormt spieren, pezen, kapsels, botten, maar ook bloed en lymfe. Nog belangrijker is dat bindweefsel zich tussen al onze cellen bevindt; het is daadwerkelijk ‘bind-weefsel’.

Bindweefsel

Bindweefsel is het raamwerk van het huis dat ons lichaam vormt. Het bestaat uit een grondsubstantie (beton, stenen, raamwerk), weefselvloeistof (leidingen, aan- en afvoer), vezels (deuren en ramen) en cellen (bewoners). Een belangrijke component van de cellen zijn de macrofagen. Macrofagen zijn eigenlijk witte bloedcellen die naar het bindweefsel migreren. Daar aangekomen, is hun taak om vreemde stoffen, micro-organismen en dode cellen, op te ruimen.

Andere cellen van het bindweefsel die van belang zijn in dit verhaal zijn de lymfocyten. Ze komen van dezelfde stamcel als de witte bloedcellen en macrofagen, maar volgen een andere route. Er zijn B-lymfocyten, die vooral naar het darmweefsel gaan, maar ook naar de hieraan gerelateerde organen, zoals de longen. Daarnaast kennen we T-lymfocyten, genoemd naar de thymus. De thymus (zwezerik) is een orgaan dat zich boven op het hart bevindt. Daar leren de T-lymfocyten codes van cellen te onderscheiden en leren ze wat lichaamseigen is en wat lichaamsvreemd is. Een speciale T-lymfocyt, de cytotoxische T-lymfocyt oftewel de Naturalkillercel (NK-cel) is gespecialiseerd in virussen. NK-cellen kunnen, net als B-lymfocyten een geheugen opbouwen. Dat is de basis van onze immuniteit.

Virussen

Een virus is een microscopisch klein stukje, bestaande uit erfelijk materiaal (DNA of RNA) in een eiwitjasje. Een virus probeert te overleven in een gastheer. Het virus hecht zich aan de gastheercel en injecteert zijn erfelijk materiaal in die cel. De gastheercel neemt het materiaal van het virus over en produceert vervolgens zelf virussen, die weer nieuwe cellen infecteren, enzovoorts. Virussen bestaan al zolang er leven is op aarde, net als bacteriën. Het zijn dan ook niet onze vijanden, zoals we weten van onze darmflora. Het gaat om de verhoudingen, het evenwicht, de symbiose. Bij besmettingen is het reproductie-getal van belang (R0). Is dit getal 3, dan besmet 1 persoon 3 anderen en verspreidt het virus zich exponentieel. Bij mazelen is dit getal bijvoorbeeld 17.

Afweer

We hebben verschillende soorten afweer. Een aangeboren systeem, zoals onze huid en de slijmvliezen, maar ook de macrofagen en de witte bloedcellen. Zij vormen een verworven systeem dat, zoals de lymfocyten, moet leren door infecties. Dit systeem maakt antistoffen na contact met een vreemd micro-organisme. Deze antistoffen blijven circuleren in ons lichaam als een geheugen, waardoor we immuun zijn voor het betreffende micro-organisme. Voordeel is dat we een immuniteit opbouwen, nadeel is dat dit specifiek is voor dat ene micro-organisme. Dit is in de natuur voldoende, wanneer we binnen ons eigen territorium blijven. Voor reizen en op vakantie gaan, heeft de evolutie geen antwoord.

Verder kent ons lichaam een evenwicht; er leven miljarden bacteriën en virussen in ons lijf, maar dat is geen probleem. Ook hierbij geldt dat deze balans bestaat zolang wij leven binnen ons eigen territorium dat de juiste voeding levert voor dit evenwicht, de symbiose.

Afweer en virus

Wanneer een virus eenmaal is binnengekomen, wordt dit ‘opgeruimd’ door de macrofagen in het bindweefsel. De macrofaag scant de code van het virus en geeft dat door aan de T-lymfocyt, in dit geval aan de NK-cel. Deze killercel maakt vervolgens verteringsenzymen. Dat duurt een paar dagen en daarom word je niet direct ziek. De verteringsenzymen doden vervolgens de macrofagen en de geïnfecteerde gastheercellen. Dit gaat gepaard met ontstekingsreacties, zoals koorts, toename van de slaap en bloedverandering. In dit stadium voelen we ons ziek, maar zijn we feitelijk aan het genezen. Eenmaal de boel opgeruimd, zijn we hersteld en hebben de killercellen een geheugen voor dit specifieke virus. De reactie van ziek zijn kan groot of klein zijn. Dat is afhankelijk van de toestand van de lichaam.

De emmer

Een gezond persoon kan een bepaalde hoeveelheid ziektekiemen prima verdragen zonder ziek te worden. Hoe meer aandoeningen of defecten in het lichaam aanwezig zijn, hoe meer het weerstandsysteem daarmee bezig is. Daarmee daalt de drempelwaarde van de normale reactie op ziektekiemen en worden we heftig ziek, soms met fatale afloop. Deze reactie is dus niet toe te schrijven aan het bepaalde virus, maar aan de reactie van ons afweersysteem. Met andere woorden, hoe voller de emmer van ons lijf, hoe moeilijker het afweersysteem kan reageren. Het is niet de druppel die de emmer doet overlopen, maar de duizenden druppels die al in de emmer aanwezig zijn, zoals lichaamsvreemd materiaal, laaggradige ontstekingen, littekens en verklevingen, zware metalen, slechte darmflora, medicijnen en tot slot de factor tijd.

De les

Wat kunnen we leren van ons immuunsysteem? Dat is vrij eenvoudig. Enerzijds is ons immuunsysteem in honderdduizenden jaren goed ontwikkeld en daarop mogen we gerust vertrouwen. Anderzijds moet ons immuunsysteem wel de ruimte hebben om te kunnen werken en niet bezig moeten zijn met allerlei problemen, zoals verkeerde voeding, te weinig beweging, onopgeloste zaken in lichaam of geest, darmflora, enzovoorts. Oftewel houd je emmer zo leeg mogelijk en grijp preventief in bij kleine problemen. Dan kan ons immuunsysteem ook grote zaken prima aan en zijn we bezig met gezondheidszorg in plaats van geneeskunde.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *